Onderzoek
De aanleiding van dit project was het bouwrijp maken van het Kazerneplein voor de aanleg van een ondergrondse parkeergarage en de nieuwbouw van woningen en winkels. Het onderzoek concentreerde zich op de mogelijke resten van het Huis van Paffenrode of Drosten Heck dat op deze locatie stond van het einde van de 16de eeuw tot aan het midden van de 18de eeuw.
De opgraving had tot doel het vastleggen van de grondsporen van het huis en de daarbij behorende tuin, het verzamelen van vondsten en de datering van de verschillende fasen van herbouw van het huis.
Beperkingen
Voor het bodemonderzoek was een periode en budget beschikbaar voor circa 4 weken. Door deze randvoorwaarden is geen onderzoek uitgevoerd naar de resten van de kazernes die op deze plek na 1800 verrezen. Evenmin is doelbewust gezocht naar sporen van gebruik van het terrein voor de stadsuitbreiding van 1590.
Resultaten
De opgraving werd uitgevoerd met een graafmachine. Uit proefsleuven die door Ballast Nedam in augustus 1997 werden gegraven om de funderingen van zowel de Willems- als Citadelkazerne te zoeken, bleek dat door de vele heipalen en diep ingegraven kespen de ondergrond tot op een diepte van zeker 1 meter beneden NAP op die locaties grondig verstoord was. Archeologische sporen uit de 16e -17e eeuw waren hier niet meer te verwachten. Er werd gezocht naar funderingsresten en overige grondsporen die een relatie zouden kunnen hebben met de bovengenoemde 17e -18e -eeuwse bebouwing en inrichting van het perceel. Door de beperkte onderzoek tijd is het onderzoek van andere archeologische sporen op het terrein beperkt gebleven.
Ook is niet het gehele terrein opgegraven maar alleen het deel waar funderingsresten lagen die gerelateerd waren aan het hoofdgebouw met de aangrenzende delen van de tuin of hof. De resultaten van de opgraving van het Kazerneplein maakten een voorlopige reconstructie van het huis van Paffenrode mogelijk. Het huis had een lengte van 20 meter en een breedte van maximaal 22 meter (zonder zijvleugel 14 meter). Ten noordwesten van het huis stond een kleiner gebouw dat met het hoofdgebouw verbonden was door een muur met een poort. Rondom het huis zijn resten van een eenvoudig afwateringssysteem gevonden.
Paffenrode
De aanleg van de Nieuwstad
De stad Gorinchem was tot aan het laatste kwart van de 16e eeuw omgeven door een stadsmuur die in die tijd eigenlijk al niet meer voldeed. Nieuwe belegeringstactieken en modern wapentuig zouden in tijden van oorlog van de stad een weerloze prooi maken. Tot aan 1568 was er echter geen noodzaak om de stadsmuur aan te passen aan de eisen van de tijd. Bij de meeste Hollandse steden vertoonden de muren en verdedigingswerken dan ook een ernstige achterstand in onderhoud. De staat van de middeleeuwse stadsomwalling van Gorinchem zal op deze situatie geen uitzondering zijn geweest. Met het uitbreken van De Opstand of Tachtigjarige Oorlog in 1568 koos het toen nog katholieke Gorinchem in eerste instantie de zijde van de Spaanse koning. In de eerste jaren van de opstand bekleedde vooral het kasteel de Blauwe Toren de belangrijkste rol in de verdediging van de stad. Na een korte dreiging van de watergeuzen in juni 1572 gaf de door de Spaanse landvoogd Alva aangestelde drost het kasteel over aan de opstandelingen. Nog in hetzelfde jaar begon men met het in gereedheid brengen van de verdediging van de stad. Daartoe sloopte men de opstallen buiten de stad om een het schootsveld niet te belemmeren. Zo vielen het Pesthuis buiten de Laag-Arkelpoort ten noorden van de stad en de Lazaruskerk buiten de Oude Kanselpoort ten prooi aan de slopershamer. Rondom de stad zal dus geen bebouwing van enig belang meer hebben gestaan.
De krijgskundige toestand en de verheviging van de strijd in de Noordelijke Nederlanden noodzaakten de stad om de kwetsbare middeleeuwse muren te slechten en een aarden noodomwalling op te werpen in 1579. Het stadsbestuur greep deze kans aan om de stad ruim uit te leggen en meer grond voor bebouwing binnen te vesting te kunnen creëren. Gorinchem kreeg vanaf die tijd een belangrijke militaire rol als vesting binnen de landsverdediging van het opstandige Holland. Binnen deze eerste vergroting van de stad ontstond aan de westzijde de zogenaamde Nieuwstad: een gebied omsloten door de huidige Struisvogelstraat (gelegen langs de middeleeuwse stadsmuur), de Schuttersstraat, het Kriekenstraatje, de Westerstraat tot aan de Pompstraat en de voormalige Melkgracht en Smakheul in het noorden omlopend langs de huidige Pompstraat. De huidige Pompstraat geeft dus de oostgrens aan van de tijdelijke vestinggracht die hier lag tussen 1579 en 1586.
Pas in 1586 begon men daadwerkelijk met de modernisering van de stadsomwalling. Adriaen Anthonisz. en Thomas Thomasz. Respectievelijk burgemeester van Alkmaar en Haarlem, beiden met een aanzienlijke staat van dienst in de sterktebouw, kregen de opdracht om de nieuwe vesting van Gorinchem te ontwerpen. De westzijde van de stad kreeg toen haar huidige vestingvorm. Het gehele Kazerneplein tot aan de Pompstraat kwam zo binnen de stad te liggen. Ongeveer in deze periode zal ook met de sloop van de Blauwe Toren een begin zijn gemaakt.
De omwalling in het westen kwam spoedig gereed maar door financiële problemen kon men pas in 1598 de vestingwerken aan de oostzijde van de stad voltooien.
Adriaen van Weresteyn
In 1590 kon het stadsbestuur de onbebouwde grond ten westen van de Schuttersgracht in kavels uitgeven en zo de kosten die gemaakt waren voor de aanleg van de nieuwe stadswallen gedeeltelijk terugverdienen. Een van deze kopers was de pensionaris mr. Adriaen van Weresteyn, hij wist de hand te leggen op een groot perceel van ca. 80 x 100 meter tussen de Westwagenstraat, Pompstraat, Torenstraat en de gracht langs de Struisvogelstraat: het gehele terrein dat later bekend zou worden als het Kazerneplein. Van Weresteyn bouwde een groot landhuis dat omgeven was door een hof. Volgens A.J. Busch, die een korte studie schreef over lusthoven in Gorinchem waar de belangrijkste gegevens van dit artikel aan ontleend zijn, was het huis eigenlijk te groots voor een pensionaris van een stad als Gorinchem.
Jacob van Paffenrode
Lang heeft Van Weresteyn zijn huis niet bewoond want al in 1601 legt hij zijn ambt neer om zijn carrière voort te kunnen zetten aan het hof van de stadhouder in Den Haag. Het huis, dat het gezicht van Gorcum zeker bepaald zal hebben, bleef zijn eigendom. Zijn woning werd eerst betrokken door Jonker Bartholomeus van Eck, later nam de drossaard Jonker Arent van Boshuysen zijn intrek in het voorname pand. Tot aan 1618 bleef Van Weresteyn eigenaar van het huis en ontving jaarlijks van de Staten van Holland en West-Friesland fl. 250 aan huurpenningen, aangezien de drossaard of drost als vertegenwoordiger van de Staten recht had op vrije bewoning. De erfgenamen van Van Weresteyn besloten het huis en de grond in 1618 te verkopen aan Jonker Jacob van Paffenrode, drossaard van Gorinchem en het Land van Arkel, en zijn schoonmoeder Anna van Steelant tot Grijsoord, weduwe Van Arkel. Zij was gehuwd geweest met Roelof van Arkel, de laatste mannelijke telg van het geslacht Van Arkel dat zo bepalend is geweest voor de geschiedenis van de stad Gorinchem. Roelof van Arkel was de voorganger van Jacob van Paffenrode. Het is waarschijnlijk dat hij, tot zijn overlijden in 1616, uit hoofde van zijn ambt als drossaard ook het huis heeft bewoond. In dezelfde periode, om precies te zijn op 4 juni 1619, vraagt Jacob Vervoorn Jac.zn voor 11 jaar octrooi om in een tweetal huisjes bij de woning van de drossaard bombazijn te maken en die op het kerkhof achter het stadhuis te drogen. Het is overigens een van de weinige meldingen die we hebben over het gebruik van terrein.
Van Paffenrode stierf in 1652. Zijn vrouw Wilhelmina van Arkel was al in 1628 overleden. Haar verscheiden moet hem hebben aangegrepen want in de Grote Kerk liet Van Paffenrode een praalgraf oprichten met de beeltenis van zijn geliefde Wilhelmina. Het graf is met de sloop van het schip van de Grote Kerk in de 19e eeuw verloren gegaan maar een deel van de tombe bleef bewaard.
Johan van Paffenrode
Het huis bleef echter binnen de familie. De militair en dichter Johan van Paffenrode bewoonde het pand tot aan het begin van de jaren tachtig. Hij was de bevelhebber van het Gorcumse garnizoen maar zijn financiële situatie zal niet al te rooskleurig zijn geweest. In 1660 sloot hij een hypotheek af van fl.8.000,- op mogelijk een groot deel van zijn bezittingen waaronder een paar landerijen en op "een huys ende hoffstad mette tuynen ende horen stallinge ende coetshuys daarom gelegen, staende in de Nieustad, bij hem comparant jegenwoordigh bewoont, alwaer ten Oosten stadsgraft, ten zuyden stadsstrate, ten noorden mede stadsgraft ende ten westen de weduwe van Jonker Tomas Caddel naest gehuyst ende gelegen zijn"
Lodewijk Huygens
Hoelang Johan van Paffenrode nog heeft kunnen genieten van zijn bezit is niet duidelijk. Wel weten we dat in 1682 Lodewijk Huygens van Zuylichem, zoon van Constantijn Huygens tijdens zijn bewogen regentschap als drost van Gorinchem, fl.450,- per jaar aan huur voor het huis betaalde. Hij huurde het woonhuis, stal, boomgaard en hof met "de niwe kamer ofte salet ende den hoif aen de suytsijde van 't voors. huys". Huygens zal de huur van het huis ongetwijfeld opgezegd hebben als hij in 1686 wegens oplichting gesommeerd wordt om zijn ambt neer te leggen en weer vertrekt naar Den Haag.
Wilhelmina Ram van Schalkwijk
Wie aan het eind van de 17e eeuw eigenaar is, blijft onbekend. In 1771 is freule Hester Wilhelmina Ram van Schalkwijk eigenaar van het perceel. Als mr. Johan Schilthouwer van Hoey "een perceel land geleegen binnen Gorinchem, langs de Fonteinstraat (Pompstraat), strekkende van de Nieuwstraat af tot stadsgraft toe, vanouds genaamt den Drosten Heck" koopt voor het bedrag van fl. 2.000 is er op dat moment geen sprake meer van een huis. Toch ziet men op stadsplattegronden van 1744 en 1755 duidelijk het huis afgebeeld met de benaming: Huis van Paffenrode.
Sloop
Wanneer men het huis sloopte wordt misschien duidelijk uit een melding in het stadsarchief dat In 1756 Juliana Beatrix Ram van Schalkwijk, weduwe van kapitein François Anthoni de Passauw, hoogstwaarschijnlijk direct verwant aan bovengenoemde Hester, een verzoek richt aan het stadsbestuur. Zij verzoekt om twee huizen af te breken ongeveer op de plaats van het Huis van Paffenrode die al jaren onbewoond waren en in een heel slechte staat verkeerden. De rekwestrante kreeg haar toestemming en we kunnen aannemen dat niet veel later de huizen gesloopt zullen zijn. De 18e -eeuwse regenten van de stad bezaten toen al lange tijd geen interesse meer in het huis dat zeker in de 17e eeuw een belangrijk symbool van het stedelijk patriciaat zal zijn geweest. De tuin rond het huis bleef over, mogelijk zal het perceel nog enkele decennia als slatuin gediend hebben.
Het perceel wisselde nog een paar keer van eigenaar totdat het gemeentebestuur in 1826 overging tot de aankoop van "een stuk bouw- en hoveniersland, vanouds bekend tegen eeneneenhalve bunder, doch volgens de nieuwe kadastrale opmeting groot bevonden één bunder, ééne roede en veertig ellen vierkante Nederlandsche maat en zijnde vanouds genaamd des Drosten Heck"
Afbeeldingen
Van het huis zijn een klein aantal afbeeldingen bekend. De vroegste dateert uit 1600 en is te zien op de stadskaart in vogelvluchtperspectief van Wijdtmans, het huis moet toen vlak na de voltooiing afgebeeld zijn. Heel duidelijk is het hoofdgebouw te zien dat oost-west georiënteerd is. Over de gehele lengte van de zuidkant van het huis zijn drie torens of uitbouwen geplaatst De twee westelijke uitbouwen lijken van gelijke grootte te zijn, de derde is minder diep en springt in. In de hoek die zo ontstaat is een ingang zichtbaar. Het is moeilijk te zien of het gebouw twee dan wel drie complete verdiepingen had. In ieder geval is er sprake geweest van een zolderetage, te herkennen aan een bovenlicht en kleine raampjes in de punt onder de daken van zowel het hoofdgebouw als de uitbouwen. Het hoofdgebouw bezat aan de oost- en westkant een trapgevel. De uitbouwen vertonen geen versieringen aan de gevel.
Het huis had volgens de plattegrond een lengte van iets minder dan de helft van de breedte van het perceel tussen de grachten langs de Pompstraat en de Struisvogelstraat. De lengte van het huis zal dan bijna 40 meter zijn geweest. Deze zeer forse afmeting zal het huis waarschijnlijk niet hebben gehad. Het zou betekenen dat het huis van Paffenrode groter is geweest dan de latere Citadelkazerne! Wijdtmans gaf klaarblijkelijk meer een impressie dan een accurate voorstelling van het huis.
De ligging van het huis deelde het perceel op in twee delen. Het grootste deel lag ten noorden van het huis en bestond voor driekwart uit een boomgaard. Ten noordoosten van het huis lag een vierkante siertuin. Ten zuiden van het huis lagen twee siertuinen naast elkaar. De tuinen lijken op de tekening vierkant te zijn, hetgeen inhoudt dat deze strook met de tuinen ongeveer 35 meter breed moet zijn geweest Langs de gracht aan de oostkant liep een brede straat of rijpad met een breedte van circa 5 meter die men kon bereiken via een brug die in het verlengde lag van de Ariën Brandsteeg. Een andere brug bevond zich op de plaats waar ook nu nog de brug over de Schuttersgracht in de Torenstraat ligt. Nabij deze brug stonden in de zuidoost hoek van het perceel twee huisjes van een à twee verdiepingen hoog. Vanaf deze huisjes liep een schutting of muur langs de zuidzijde van het perceel tot aan de gracht langs de Pompstraat. Langs het rijpad evenwijdig langs de gracht van de Struisvogelstraat stond eveneens een muur of schutting. In het midden van deze afscheiding bevond zich een smal poortgebouwtje.
Op de stadskaart van Blaeu uit 1649 staat het huis ook afgebeeld. Het huis is hier kleiner afgebeeld dan op de kaart van Wijdtmans. De lengte van het huis is hierop een derde van de breedte van het perceel, ongeveer 27 meter.
De details op de kaart van Blaeu komen in grote lijnen overeen met die van Wijdtmans. Toch zijn er enkele verschillen te zien die iets meer over de architectuur van het huis verduidelijken. De drie uitbouwen aan de zuidzijde van het huis zijn van aflopende grootte. Het lijkt erop dat aan de zuidwestzijde van het huis een vleugel is gebouwd. De oostelijke uitbouw is het kleinst waardoor een duidelijke vertanding in de uitbouwen te zien is. Het huis lijkt niet hoger te zijn dan twee verdiepingen. Tussen het poortgebouwtje en het huis zijn in het verlengde van het hoofdgebouw aan weerszijden van een hof, een rij aaneengesloten kleine gebouwtjes geplaatst die op de kaart van Wijdtmans nog niet te zien waren. Rondom het gehele perceel is nu een muur geplaatst, ook langs de gracht langs de Pompstraat. De indeling van de tuin is hetzelfde gebleven.
De uit de eerste helft van de 18e eeuw vertoont het huis van Paffenrode zoals het waarschijnlijk was enkele jaren voor de afbraak. Deze afbeelding geeft niet veel details. Duidelijk weergegeven zijn de twee woonlagen en de driedeling van de zijgevel door de uitbouwen. De tuin aan de zuidzijde is in de Franse stijl aangelegd. Of dit waarheidsgetrouw is, moet worden betwijfeld want zelfs de slatuinen ten noorden van de stad buiten de veste, zijn op deze kaart in deze overvloedige stijl weergegeven. De boomgaard is gebleven doch kleiner dan in de 17de eeuw. Tussen de boomgaard en het huis bevindt zich nu een siertuin. Opmerkelijk is dat alle overige kleine gebouwen rond het huis van Paffenrode zijn verdwenen. De stadskaart in het werk van Van Zomeren uit 1755 is goed beschouwd een kopie van. Hier en daar zijn wat details aangevuld en de tuinen zijn bijvoorbeeld naar de toenmalige Rococo mode afgebeeld maar het huis van Paffenrode is niet veranderd. Waarschijnlijk verkeerde het huis al in een deplorabele toestand want in 1756 wordt immers de sloopvergunning aangevraagd en verleend. Ongetwijfeld zal het huis van Paffenrode gedeeltelijk te zien zijn op de vele stadsgezichten en schilderijen uit de 17e eeuw. Het valt zelfs niet uit te sluiten dat de gouache van Jacob van der Ulft uit 1654 met de afbeelding van een kasteel of landhuis in Gorinchem niet alleen het Tolhuis maar ook elementen van het huis van Paffenrode heeft afgebeeld.
Kazerne
Tot het einde van de 17e eeuw worden militairen in de Nederlandse vestingsteden ondergebracht in barakken, bomvrije kelders, leegstaande gebouwen, zoals kerken en kloosters, of huizen van burgers, de zogenaamde inkwartiering. Pas in 1685, enkele decennia nadat de huurlegers grotendeels zijn vervangen door staande legers, die permanent inzetbaar zijn, bepaalt Lodewijk XIV dat de infanterie voortaan in kazernes moet worden gelegerd. In Frankrijk en andere Europese landen verschijnen daarop de eerste gebouwen die speciaal zijn bestemd voor de huisvesting van soldaten.
In Gorinchem duurt het nog tot 1826 voor de stad de eerste kazerne laat bouwen. Dit ondanks het feit dat de behoefte aan legeringsruimte na de Franse bezetting in 1795 sterk toeneemt. Terwijl elders in het land vele nieuwe kazernes verrijzen, ook in verband met de invoering van de loting voor militaire dienst in 1810, neemt Gorinchem gedurende de Franse tijd (1795-1814) haar toevlucht tot het huren van particuliere gebouwen, meestal eenvoudige pakhuizen en schuren. Na de Franse tijd, die niet zonder schade aan de stad voorbij was gegaan, richtte Gorinchem zich op een nieuwe militaire rol. De gemeente gaf opdracht voor de bouw van de kazerne en financierde het project voor fl. 92.000 om zodoende de stedelijke economie ook te stimuleren.
Willemskazerne
Men begon in 1826 met de bouw van de Willemskazerne die tot 1969 zou blijven staan. In het gebouw konden 900 manschappen van de infanterie ondergebracht worden. Al na enkele jaren was het aantal bewoners tot 1100 gestegen en diende het gebouw opnieuw ingericht te worden. Men bracht gaanderijen aan in de kamers en maakte op die wijze ruimte voor bijna 2000 man. Maar de toegenomen huisvestingscapaciteit veroorzaakte ook problemen met de opslag van kleding. Men week daarvoor uit naar een nieuw onderkomen aan de Westwagenstraat, de zogenaamde Smakheulkazerne. Aan het einde van de 19e eeuw voldeden de Willems- en de Smakheulkazerne niet meer aan de eisen van de tijd. De infanterie had ondertussen in 1879 haar plaats afgestaan aan het onderdeel vestingartillerie.
Citadelkazerne
De Citadelkazerne bouwde men in 1900-1901 voor een bedrag van fl. 66.700. De kazerne verrees gedeeltelijk over de gedempte gracht langs de Torenstraat en tegenover de Nieuwstad om het exercitieterrein zo groot mogelijk te houden. De poort die tot dan toe vanuit de Torenstraat toegang tot het terrein verschafte, verplaatste men naar de Struisvogelstraat waar hij tot het eind van 1997 gestaan heeft.
De totale bezetting van de vier kazernes in Gorinchem bedroeg rond de eeuwwisseling 650 man, veel minder dan 70 jaar eerder. Ondanks het geringere aantal manschappen, bleef de economische rol van de militairen vooral voor de middenstand van groot belang.
Uitbreidingen
Gedurende de eerste helft van de 20e eeuw verschenen er steeds meer gebouwen op het terrein. In 1917 begon men met de bouw van de adjudantwoning die in de zuidoost hoek van het plein geplaatst werd. Tegelijkertijd maakte men een begin met de constructie van een kantine die haar plaats kreeg tussen de beide grote Kazernes in, langs de Pompstraat.
Later breidde men de bebouwing verder uit met een wacht- en gymnastieklokaal aan de oostkant van het plein. Een opmerkelijk klein bouwsel sierde het Kazerneterrein vanaf 1903. Het was geplaatst aan de gracht langs de Pompstraat. Het betrof een monument ontworpen door Eduard Cuypers, ter herinnering aan luitenant Gerrit Boldingh, ooit opgeleid in Gorinchem, die in de Tweede Boerenoorlog in Zuid-Afrika de kant koos van de Boeren en op 19 december 1901 op 30 jarige leeftijd te Naauwpoort (Zuid-Afrika) sneuvelde. De bank van gepolijst graniet verplaatste men voor de bouw van de kantine naar de tegenoverliggende zijde van het plein, tussen de poort en de adjudantwoning.
Op de situatiekaart van december 1956 is de bebouwing op het plein op haar hoogtepunt afgebeeld, naast de reeds genoemde gebouwen treft men respectievelijk een brancardloods, een privaatgebouw, een poets- en schilloods, een badinrichting en rijwielstallingen aan. De rol die Gorinchem als garnizoensplaats bekleedde heeft dan echter zijn langste tijd gehad. De vesting is niet langer van belang voor de landsverdediging. Toch blijft een deel van de vestingwerken nog tot 1959 gehandhaafd omdat zij onderdeel uitmaakten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. De gebouwen en functies van de gehuisveste legeronderdelen zijn dan eigenlijk al zo verouderd dat het nog een kwestie van tijd was voor de Landmacht de stad zou verlaten. Toch was het de gemeente die het Ministerie van Defensie benaderde met het verzoek om een einde te maken aan de garnizoensfunctie van Gorinchem. Het besluit van de gemeente voor dit verzoek was een gevolg van de behoefte aan nieuwe huisvesting om de woningnood die bestond in de jaren vijftig en zestig te kunnen lenigen.
Op 9 november 1967 streek het leger voor het laatst de vlag op het Kazerneplein, na bijna vierhonderd jaar een belangrijke rol binnen de veste te hebben bekleed.
Sloop
De sloop van de kazernes op het Kazerneplein begon in 1969 en een jaar later restte alleen nog de adjudantwoning. Na de ontmanteling en sloop van alle overige militaire gebouwen bleef het Kazerneplein zoals het kazerneterrein pas in de 20e eeuw genoemd werd, nog een tijd ongebruikt in afwachting van een nieuwe bestemming. Hoewel de gemeente eerst haast maakte met de sloop bleek men al in 1970 minder noodzaak te zien in nieuwbouw op het kazerneterrein. Aan de zijde van de Pompstraat bouwde men het nieuwe politiebureau, het overige deel van het Kazerneplein zou tot aan de zomer van 1997 in gebruik blijven als parkeerterrein. In augustus 1997 begonnen de werkzaamheden voor de nieuwe inrichting en bebouwing van de voormalige "Drosten Heck" met de sloop van de adjudantwoning, het laatste bouwsel dat nog herinnerde aan de bepalende militaire historie van Gorinchem
Publicaties
Broeken, A. (2006) Drossaard jonker Jacob van Paffenrode en zijn huis op het Kazerneplein, in: Gorcumse bodemschatten. Archeologische speurtocht naar de geschiedenis van de Arkelstad, Gorcumse Monumentenreeks 5, Gorinchem, p. 32-39. Flipbook | PDF (3 MB) |
|
Busch, A.J. & C.S. Oldenburger-Ebbers (1990) Lusthoven in Gorinchem, Historische Reeks Oud-Gorcum 3, Gorinchem, p. 3-8. Flipbook | PDF (9 MB) |
|
Floore, P.M. (1998) Opgraving Huis van Paffenrode, Kazerneplein, Gorinchem 1997, Rotterdam. Flipbook | PDF (6,10 MB) |
|
Haaster, H. van & K. Hänninen (1998) Plantaardigheden onder het Kazerneplein. Resultaten van het archeobotanisch onderzoek aan de beerkelder van het Huis van Paffenrode in Gorinchem, BIAXaal 68, Amsterdam. Flipbook | PDF (487 KB) |
|
Hoogendijk, T. (2018) Rijk gevulde beerputten op het Kazerneplein en aan de Nieuwstad, in: F. Cerutti, R. Mulder, B. Stamkot & A. de Vries (red.), Tien eeuwen Gorinchem. Geschiedenis van een Hollandse stad, Utrecht, p. 240-241. WorldCat |
|
Jong, Th. de (1998) Dieren op het plein. Opgegraven dierresten van het Kazerneplein te Gorinchem, ArcheoService Rapport nr. 7, Eindhoven. Flipbook | PDF (2,23 MB) |
|
Oostveen, J. van (2010) Loden voorwerpen van de opgraving Kazerneplein te Gorinchem, Tiel. Flipbook | PDF (4 MB) |
|
Oostveen, J. van (2010) Tabakspijpen van de opgraving Kazerneplein te Gorinchem, Tiel. Flipbook | PDF (4,7 MB) |
|
Spitzers, T.A. (2013) Die Konstanzer Paternosterleisten. Analyse zur Technik und Wirtschaft im spätmittelalterlichen Handwerk der Knochenperlenbohrer, in: Fundberichte aus Baden-Württemberg 33, Stuttgart, p. 913, 926. Flipbook | PDF (19 MB) |
Foto's
Media
Archeologen aan de slag op Kazerneplein
Archeologen op Kazerneplein bestolen
Archeologen tot ellenbogen in uitwerpselen
Archeologische werkgroep begint maandag onderzoek
Beerput ontdekt op Gorcums Kazerneplein
Bijzondere ontdekking bij Huis van Paffenrode
Boomwortels geven 18e eeuws aardewerk bloot
Bouwer Huis Paffenrode was een vermogend man
Diefstal archeologische vondsten
Dieven archeologische vondsten geen amateurs
Dieven stelen vondsten van archeologen
Expositie Schatten
Floore en Veen niet ontevreden over eerste week
Glazen met geschiedenis
Huis Paffenrode blootgelegd ?
Ik kan dit werk iedereen aanbevelen
Kazerneplein bijna bouwrijp
Kazerneplein geeft geheimen bloot
Kazerneplein verandert deze maand in bouwput
Met handen vol smurrie grabbelen naar vondsten
Muurresten en aardewerk gevonden
Op zoek naar tulpen in Paffenrode tuin
Opgraving Gorinchem in Streekmagazine
Opgravingen Kazerneplein
Opgravingen Kazerneplein afgerond, opgravers kwaad na roof uit beerput
Resten van Gorcums erfgoed komen boven
Speuren naar verleden op Kazerneplein
Sporen van vroeger
Werken aan het Kazerneplein brengt oude voorwerpen aan het licht
Metadata
Archisnummer(s): | Zaakidentificatie: 2020660100 Onderzoekmelding: 1626 |
Topografische Kaart: | 38G |
Coördinaten: | 126.280/426.860 (centrum) |
Toponiem: | Kazerneplein |
Plaats: | Gorinchem |
Gemeente: | Gorinchem |
Provincie: | Zuid-Holland |
Type onderzoek: | Archeologische opgraving |
Uitvoerder: | P.M. Floore, Rotterdam |
Projectleider: | P.M. Floore, Rotterdam |
Opdrachtgever: | Gemeente Gorinchem |
Bevoegd gezag: | Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek |
Aanvang onderzoek: | 11 augustus-5 september 1997 |
Vondsten & documentatie: | Gemeentelijk depot voor archeologie Gorinchem |
DANS: | - |