Met handen vol smurrie grabbelen naar vondsten

GORIN­CHEM – De vrij­wil­li­gers van de Gor­cumse arche­o­lo­gi­sche werk­groep had­den gis­te­ren hun han­den vol met het zoe­ken naar stuk­jes glas, scherf­jes en stok­jes in de grote brij blub­ber die uit de beer­put op het Kazer­ne­plein kwam. Met grote zorg­vul­dig­heid wer­den alle vond­sten voor­zich­tig uit de smur­rie gehaald.

Het lijkt wel grab­be­len”, zegt Mar­tin Veen als hij een kleine scherf gebrand­schil­derd glas tevoor­schijn haalt. Zijn vin­gers zit­ten onder een dikke laag vuil die bij het schoon­ma­ken van de voor­wer­pen lang­zaam oplost. Een vrij­wil­li­ger die een zoge­he­ten zalf­potje opdiept, gooit de aarde uit het voor­werp in een grote bak. De mod­der wordt later nog door een zeef gegooid ; zodat minus­cule voor­wer­pen niet ver­lo­ren gaan. Alle vond­sten wor­den gelijk na hun ont­dek­king vei­lig gesteld. Niet alleen ver­dwij­nen ze van de vind­plaats ; maar wor­den ze ook voor­lo­pig gecon­ser­veerd. Hout, leer en glas wor­den in water bewaard om uit­dro­ging te voor­kom. Ander mate­ri­aal moet juist weer droog bewaard worden.

Maar met in het water zet­ten van hout en leer zijn we er niet. Uit­ein­de­lijk moet dit orga­nisch mate­ri­aal zon­der water bewaard kun­nen wor­den. Neem dit hou­ten kant­klosje bij­voor­beeld. Dit wordt in een bad met spi­ri­tus gelegd. Deze stof ont­trekt name­lijk water. Die spi­ri­tus wordt steeds ver­verst, net zolang tot­dat er geen water meer in de spi­ri­tus zit. Ver­vol­gens gaat het klosje in de ace­ton. Uit­ein­de­lijk vraagt het nog een behan­de­ling en dan blijft het behou­den” aldus Veen. “Een der­ge­lijke con­ser­va­tie methode is vries­dro­gen van het voor­werp. Dit gebeurt met een spe­ci­ale machine. Omdat deze tech­niek vrij duur is zijn er maar wei­nig plaat­sen in Neder­land waar deze kan wor­den toe­ge­past. Zo beschikt het Rijks­mu­seum over een der­ge­lijk appa­raat. Het museum nam in het ver­le­den enkele vond­sten van de Blij­en­hoek onder han­den. Het schoon­ma­ken en beschrij­ven van de voor­wer­pen kost veel tijd. We zijn het komend half jaar hier nog wel mee zoet”, zegt Veen.

De Dord­te­naar
22 augus­tus 1997
door Anja Broeken

Reacties zijn gesloten.