Het eens zo machtige Land van Arkel. Gorcums kasteel, verwoest in 1412, was groot blijkt nu.

GORIN­CHEM – Hoog boven de Dalem­se­dijk zweeft een vlie­ger. Even blijft hij in de lucht, maar dan krijgt een ruk­wind er vat op en stort het ding ter aarde. Pie­ter Floore, stads­ar­che­o­loog van de gemeente Gorin­chem zegt een lelijk woord. Er hangt name­lijk een dure camera aan de vlie­ger. Hier­mee wilde hij het ter­rein in kaart bren­gen om de naspeu­rin­gen naar het oude kas­teel van de Heren van Arkel gerich­ter te kun­nen uitvoeren.

Deel van het opgravingsterrein langs de Dalemsedijk, archeologisch onderzoek kasteel heren van Arkel in het Wijdschild te Gorinchem

Deel van het opgra­vings­ter­rein langs de Dalemsedijk

Tot nu toe werd aan­ge­no­men dat het kas­teel, dat in 1412 tegen de vlakte ging aan de andere kant van de dijk heeft gestaan.
Afge­lo­pen week ging een mun­ten­zoe­ker eens kij­ken bij de afgra­vin­gen tus­sen de dijk en de Mer­wede, nabij molen De Hoop stuitte hij plots­klaps op res­tan­ten van een fun­de­ring. Hij belde Mar­tin Veen, die in 1977 betrok­ken was bij de opgra­vin­gen van het kas­teel aan de andere zijde van de dijk. ”Des­tijds wilde iemand daar een villa bou­wen met een onder­grondse garage” ver­telt Veen. “En toen wer­den er res­tan­ten van een kas­teel aan­ge­trof­fen. Ook von­den men­sen ste­nen kogels. Het is daar helaas nooit tot een opgra­ving kun­nen komen. We dach­ten ove­ri­gens dat het daar­mee ophield, maar nu blijkt het kas­teel veel gro­ter dan we ooit gedacht hadden.”

Hoe groot het kas­teel pre­cies is geweest durft Veen niet te zeg­gen. “We gaan er voor­lo­pig van uit dat de hoofd­burcht aan de andere kant van de dijk heeft gestaan en dat tus­sen de rivier en de hui­dige dijk de voor­burcht stond. Maar het kan ook zijn dat dit de mid­den-burcht is en de voor­burcht nog dich­ter bij de rivier ligt.”

Grafmonument Arkels in Grote Kerk te Gorinchem

Graf­mo­nu­ment Arkels in Grote Kerk te Gorinchem

De burcht was eigen­dom van Jan van Arkel, leen­heer van het Land van Arkel in die dagen, het land tus­sen de Lek en de Mer­wede. Hier­on­der vie­len Gorin­chem, Schel­lui­nen, Noor­de­loos, Hoor­naar, Hoog­blok­land, Arkel, Nieu­we­land, Oos­ter­wijk, Riet­veld, Kedi­chem, Leer­broek, Dalem, Leer­dam en de ves­tin­gen Hage­stein en Ever­din­gen. Het land lag inge­klemd tus­sen de her­tog­dom­men Bra­bant en Gelre, het Sticht Utrecht en het graaf­schap Hol­land. De ambi­ti­euze Jan van Arkel was trouw ver­schul­digd aan de graaf van Holland.

In die dagen was de zoon van Albrecht van Hol­land, Wil­lem van Bei­e­ren, bezig zijn machts­po­si­tie uit te bou­wen. Zo trok hij met zijn leger naar Fries­land om het Hol­landse gezag daar te ver­ster­ken en tevens de zee­ro­ve­rij op de Zui­der­zee aan ban­den te leg­gen. Ook Jan van Arkel moest hier­aan mee­doen, maar het ging niet van harte. In 1401 had Jan er genoeg van en zegde hij de trouw aan het graaf­schap Hol­land op.

Een en ander had ook te maken met de Hoekse en Kabel­jauwse twis­ten die in volle gang waren. De Arkels behoor­den tot de Kabel­jau­wen en de graaf van Hol­land tot de Hoe­ken. Een reac­tie kon niet uit­blij­ven. Wil­lem van Bei­e­ren haalde zijn seniele vader over om de wapens op te nemen tegen de Arkels. Hij vond bond­ge­no­ten onder de Hol­landse ste­den waar­on­der Dord­recht. Deze ste­den kon­den de hoge tol die Jan van Arkel op de Lek had inge­steld name­lijk niet waar­de­ren. Ook de stad Utrecht sloot zich om die reden aan bij Willem.

De eer­ste aan­val kwam van Jan van Arkel. in 1401 viel hij Oude­wa­ter aan, beho­rende tot het graaf­schap Hol­land. Toen dit mis­lukte maakte hij het slot Gies­sen­burg met de grond gelijk. Hierop viel Wil­lem, die dank­zij de gees­te­lijke afta­ke­ling van zijn vader fei­te­lijk heer­ser van Hol­land was, het Land van Arkel bin­nen en plun­derde enkele dor­pen. Tus­sen Hoor­naar en Hoog­blok­land werd zijn leger door Jan van Arkel in de flank aan­ge­val­len en op de vlucht gejaagd.

Arkelse oorlogen

Dit was het begin van de Arkelse oor­lo­gen. Deze ein­dig­den in 1402 met een neder­laag voor Jan van Arkel die de graaf van Hol­land opnieuw trouw moest zwe­ren om zijn bezit niet kwijt te raken. De Hol­landse ste­den waren tevre­den met het resul­taat omdat ze ver­lost waren met de tol op de Lek.

Een van de stenen buskogels die werd gebruikt bij de belegering van het kasteel, opgraving kasteel van de heren van Arkel in het Wijdschild te Gorinchem in 1996

Een van de ste­nen bus­ko­gels die werd gebruikt bij de bele­ge­ring van het kasteel

De heers­zuch­tige Wil­lem was ech­ter min­der blij met het resul­taat. Hij had de Arkels geheel wil­len ver­nie­ti­gen, maar dit­maal liet zijn vader zijn gezag gel­den. In 1402 legde graaf Albrecht ech­ter het moede hoofd neer en werd Wil­lem heer­ser van Hol­land. Het was ieder­een dui­de­lijk dat er maar een kleine aan­lei­ding nodig was om de strijd opnieuw te doen ontbranden.
Dit geschiedde in 1404 na een grens­in­ci­dent. Deze keer sloot de bis­schop van Utrecht, Fre­de­rik van Blan­ken­heim zich bij Hol­land aan. Geza­men­lijk bele­ger­den zij de ves­tin­gen Hage­stein en Ever­stein, ver­o­ver­den deze in 1405 en lie­ten ze tot de grond toe afbre­ken. Jan van Arkel had de con­trole over de Lek ver­lo­ren. Jan van Arkel raakte pas goed in de knel toen de bur­ge­rij van Gorin­chem zich begon te roe­ren. In de stad heerste groei­ende onvrede over de uit­zicht­loze oor­log waar­door het land onbe­bouwd bleef liggen.

De Gor­cu­mers haal­den daarom in 1406 Jan van Arkels zoon, Wil­lem van Arkel over om het bestuur van de stad over te nemen. Hij ging hierop in en beloofde de stad tegen zijn vader te zul­len ver­de­di­gen. Kort daarop ver­zoende Wil­lem zich weer met zijn vader, omdat hij in de gaten kreeg dat de sche­pe­nen van Gorin­chem hem mis­bruik­ten en hem geen echte macht gaven.
De bur­gers stuur­den hierop snel een bood­schap naar graaf Wil­lem van Bei­e­ren. Hem wer­den de sleu­tels van de stad aan­ge­bo­den als hij die wilde bescher­men tegen de wraak van Jan van Arkel. Het behoeft geen betoog dat Wil­lem deze mee­val­ler met beide han­den aan­greep. Hierop kon Jan van Arkel uit arren moede zijn eigen stad gaan bele­ge­ren die hij pas in 1407 wist in te nemen.

Maar de sle­pende oor­log had de reser­ves van de Arkels dus­da­nig uit­ge­put dat zij hun leen niet meer kon­den onder­hou­den. Jan van Arkel ver­tikte het ech­ter om zijn aarts­vij­and, graaf Wil­lem, om vrede te vra­gen. In plaats daar­van zocht hij toe­na­de­ring tot de her­tog van Gelre, Rei­nald. Jan van Arkel accep­teerde de her­tog als zijn leen­heer op voor­waarde dat het Land van Arkel nooit van Gelre geschei­den zou wor­den. In 1409 werd de over­dracht beklonken.

Puin en muuranker van neergehaalde kasteelmuren, opgraving kasteel van de heren van Arkel in het Wijdschild te Gorinchem in 1996

Puin en muur­an­ker van neer­ge­haalde kasteelmuren.

Deze gang van zaken deed graaf Wil­lem bepaald geen genoe­gen en ver­vol­gens barstte de strijd los tus­sen Gelre en Hol­land. Deze oor­log duurde twee lange jaren waarin beide par­tijen geen belang­rijke over­win­ning kon­den halen. De her­tog en de graaf beslo­ten te onder­han­de­len. Het eens zo mach­tige Land van Arkel was inmid­dels ver­wor­den tot een speel­bal van de grote heren.

De Arkels had­den geen invloed op de gesprek­ken en de uit­ein­de­lijke vre­des­ver­dra­gen bete­ken­den de nek­slag voor Jan van Arkel. Hij werd gedwon­gen door Rei­nald om zijn leen aan zijn aarts­vij­and Wil­lem over te dra­gen. Jan van Arkel kreeg in ruil de kleine heer­lijk­heid Ooyen in Gelre. Rei­nald ont­ving van graaf Wil­lem 100.000 kro­nen voor het Land van Arkel.

Afbreken

Graaf Wil­lem liet, toen hij op 24 augus­tus 1412 in Gorin­chem tot lands­heer was gehul­digd, met­een de burcht van zijn gehate vij­and afbre­ken. Het Land van Arkel was vanaf dat moment Hol­lands bezit.

De Arkelse oor­lo­gen waren geëin­digd met een totale neder­laag voor de trotse Jan van Arkel die in 1415 in Bra­bant werd gevan­gen en aan graaf Wil­lem over­ge­dra­gen. Tot 1425 werd hij in Gouda gevan­gen gehou­den. In 1428 stierf de eens zo mach­tige Heer van Arkel.

Met de sloop van de burcht ging een hoop ken­nis over deze roe­rige tij­den voor het nage­slacht ver­lo­ren. “Alle kaar­ten van de burcht zijn ver­dwe­nen. we weten niet hoe de burcht er uit heeft gezien”, aldus Veen. De komende opgra­vin­gen zul­len daar ook wei­nig aan ver­an­de­ren menen Veen en Floore. Er is name­lijk geen geld en tijd voor kost­bare opgravingen.

De arche­o­lo­gen zijn ech­ter blij dat het Pol­der­dis­trict Tie­ler- en Culem­bor­ger­waar­den, de hui­dige eige­naar van het ter­rein, van het gebied een eco­lo­gisch ver­ant­woorde oever wil maken. “Omdat er niets op gebouwd wordt kun­nen we in de toe­komst mis­schien met grond­ra­dar het ter­rein afspeu­ren”, zegt Floore. “Dan kun­nen we uit­vin­den hoe groot de burcht nu pre­cies was. Dat is zelfs nog beter dan opgra­vin­gen, want dan gaat er niets ver­lo­ren. Dat is het twee­slach­tige aan arche­o­lo­gie. Je ver­nielt wat je hebt opge­gra­ven. En daar wil­len we niet aan begin­nen. Daar­voor is het kas­teel te waardevol.

De Dord­te­naar
28 augus­tus 1996
Arjan de Heer

Reacties zijn gesloten.