Noodonderzoek
De aanleiding voor het onderzoek was de sloop en restauratie van twee panden aan de oostkant van de Keizerstraat (nummers 6 en 8). Tijdens het onderzoek werd een groot bouwfragment van een spaarboog en de gemetselde onderzijde van de stadsmuur blootgelegd. Op 31 januari 1997 werd in opdracht van de gemeente Gorinchem door P.M. Floore een archeologisch noodonderzoek verricht naar een restant van de laat-middeleeuwse stadsmuur uit de 15de-16de eeuw.
De opgraving had tot doel om binnen de beperkte onderzoektijd de resten van de stadsmuur vast te leggen om de locatie en de bouw van de laat-middeleeuwse verdedigingswerken van Gorinchem te documenteren en in te meten. De opgegraven muurresten zijn na bestudering weer afgedekt.
Onderzoeksopzet en vraagstelling
Het onderzoek van de stadsmuur aan de Keizerstraat was een noodopgraving. Verder veroorzaakte de bodemverontreiniging met olie e.d. een aanmerkelijke beperking van het op te kunnen graven areaal door de stort van de uitgegraven grond die gescheiden moest blijven van de verontreinigde bodem. Het was daardoor alleen mogelijk om tussen de twee panden Keizerstraat 4 en 8 te graven. Tijdens het onderzoek bleek dat de belendende percelen niet onderheid waren, om schade aan het nog bewoonde pand Keizerstraat 4 te beperken bleef de diepte van de opgravingsput beperkt.
De stadskaart van Jacob van Deventer (ca. 1558) laat de stadsmuur redelijk gedetailleerd zien. De kaart beeld een toren af ongeveer op de locatie aan de Keizerstraat waar onderzoek mogelijk was. Dus naast een mogelijk deel van de stadsmuur kon ook het fundament van een muurtoren verwacht worden. Hoewel meer panden in de hoek tussen de Keizerstraat en de Balensteiger gesloopt werden en er theoretisch mogelijkheden waren voor een beperkt onderzoek van de middeleeuwse stadsgracht, beperkte de bodemverontreiniging het onderzoek op het achterterrein.
Bekeken werd hoe de kwaliteit van de muurresten ter plekke was, hoe de muur geconstrueerd was en of een toren op het te onderzoeken terrein aanwezig was. ook is getracht vast te stellen of de muur onmiddellijk grensde aan de gracht. De datering van het bouwwerk diende ook bepaald te worden.
Uitvoering veldwerk
De gemeente Gorinchem stelde op vrijdag 31 januari 1997 een graafmachine beschikbaar. Met de graafmachine kon het vlak schoongemaakt worden tot op het niveau waar de muurresten zich in de bodem aftekenden. Met de machine zijn de bouwresten verder vrij gelegd en ingemeten, getekend en gefotografeerd. Er zijn detailfoto’s genomen. Een werkelijke opgraving is niet uitgevoerd.
Resultaten
De resten lagen op 4.60 m vanaf de rooilijn aan de Keizerstraat. De bovenzijde van een groot fragment metselwerk bevond zich op 0.35 m ‑NAP diepte. Dit fragment bleek een gekanteld restant van een los stuk muurwerk te zijn met de aanzet van twee spaarbogen. Het fragment was 1.65 meter hoog, 1.30 meter breed met 22 lagen baksteen en helde over in oostelijke richting. Voor zover vastgesteld kon worden was het fragment 80 cm dik maar een grotere dikte kan niet uitgesloten worden. Het baksteenformaat bedroeg ca. 25 x 12 x 6 cm. ( met een variatie van een halve cm.). Het spaarboogfragment bleek te rusten op een laag schone grijs bruine klei met daaronder zanderige klei met baksteen puin die aansloot op een bakstenen bekleding opgebouwd uit uit een laag baksteen met hetzelfde formaat als het spaarboogfragment. de bekleding liep schuin naar beneden met een lengte van 1.80 meter tot op een diepte van 3.45 m ‑NAP. Op dit niveau lijkt de bekleding een knik te maken en horizontaal verder te lopen in westelijke richting. Hoe ver de horizontale bekleding zich uitstrekt viel niet vast te stellen. De hoogte vanaf de onderzijde van het fragment tot aan het horizontaal verlopende deel bedraagt 1.45 meter. De totale breedte van de gemetselde structuren is minimaal 2.60 meter. Het valt niet uit te sluiten dat in oostelijke richting, meer naar de Keizerstraat toe, er nog sporen van de binnenzijde van de muur aanwezig zullen zijn. Dit deel kon echter niet opgegraven worden als gevolg van verzakkingsgevaar voor de aangrenzende woning op Keizerstraat no. 4 en een vervuilde betonnen smeerkuil van het garagebedrijf dat in het verleden op het perceel gevestigd was.
Het metselverband van het spaarboogdeel bleek een halfsteens verband te zijn in tegenstelling tot de baksteen bekleding dat uit een staand verband bestond. De richting van de gevonden resten wijst op een richting van de stadsmuur die enigszins convergent is met de Keizerstraat en ZZW-NNO verloopt. De gevonden muurresten zijn op hun plaats gelaten en afgedekt.
Beoordeling resultaten
Op het perceel Keizerstraat 6 zijn resten van de Gorinchemse laat middeleeuwse stadsmuur gevonden bestaande uit een losse muurrest met twee spaarboogdelen en een onderliggende bekleding van een opgeworpen aarden wal of ophoging. Of het spaarboogfragment ook oorspronkelijk op deze plaats behoorde viel niet te bepalen maar is niet onwaarschijnlijk. Het spaarboogfragment is niet dik en lijkt een deel te zijn van de binnenzijde of de ondersteuning van de weergang. Tussen de bekleding van de wal en het spaarboogfragment is geen verschil in baksteenformaat maar wel in metselverband. Of dit op een chronologisch verschil duidt is niet zeker.
Het opgegraven metselwerk was te beperkt van afmeting om met zekerheid vast te kunnen stellen of de muur verbouwd, aangevuld of later versterkt is. De gemengde zand- en kleilagen waar de baksteenresten in zijn aangetroffen zijn mogelijk aangebracht na de sloop van de muur en de ophoging van het stadsdeel aan het einde van de zestiende eeuw. Er werd in ieder geval geen ouder aardewerk in deze lagen gevonden dan laat 16de- vroeg 17de eeuws steengoed (enkele kleine fragmenten Raeren en Westerwald steengoed en kleine scherfjes rood geglazuurd aardewerk die niet verder te determineren waren). Het opgaande muurwerk van de stadsommuring is geheel gesloopt, dit zal naar alle waarschijnlijkheid omstreeks 1580 hebben plaatsgevonden ten tijde van de aanleg van de nieuwe stadsomwalling en ‑uitbreiding. Of onmiddellijk aan de oostkant van de muur een stadsgracht grensde, viel in de te kleine werkput niet vast te stellen. De put is nog wel uitgediept om te zien of er sprake was van een restant van een natte horizont dan wel een grachtvulling maar op 3.45 meter ‑NAP stootte de graafmachine op een intact horizontaal verlopend metselwerk in halfsteens verband dat zich naar het oosten uitstrekte. Het eind van dit metselwerk is niet gevonden. Alle bakstenen van zowel de bekleding als het spaarboogfragment hadden eenzelfde formaat en een inhoud van ca. 1700 – 2000 cm³. Het baksteenformaat is beduidend kleiner dan het formaat dat voor het kasteel van de heren van Arkel is gebruikt en dat een afmeting van ca. 30 x 15 x 7 cm (inhoud 2700 – 3200 cm³, datering omtrent 1267). Het sloopmateriaal is zeker niet toegepast voor de stadsmuur. Voor de stadsmuur zal hoogstwaarschijnlijk gebruik zijn gemaakt van nieuw geproduceerd baksteen. Als het begin van de bouw van de muur overeen komt met het verkrijgen van stadsrechten in 1382 en de gevonden resten uit de oudste en misschien ook enige bouwfase van de stadsmuur stammen, dan mag men voorzichtig aannemen dat het toegepaste baksteenformaat mogelijk gedateerd kan worden aan het eind van de 14de eeuw. Opmerkelijk is dat voor de fundamenten van het huis van Paffenrode, aangelegd met duidelijk hergebruikt sloopsteen, dat in augustus/september 1997 is opgegraven, bijna uitsluitend gebruik is gemaakt van het grote baksteenformaat dat voor de bouw van het kasteel op het Wijdschild is toegepast en dat het formaat van de stadsmuur aan de Keizerstraat ontbreekt. Een verklaring kan zijn dat men sloopmateriaal gebruikte van andere oudere gebouwen zoals het kasteel De Blauwe Toren dat op zijn beurt misschien gedeeltelijk was opgetrokken van hergebruikt baksteen van het kasteel van de Arkels.
Hoewel zeer hypothetisch, wordt hierboven een mogelijke reconstructie gegeven. Het onderzoek aan de Keizerstraat was zeer beperkt en toekomstig bodemonderzoek kan waarschijnlijk meer zekerheid bieden over de bouw van de stadsmuur.
Conclusies en aanbevelingen
De aangetroffen muurresten aan de Keizerstraat maken deel uit van de stadsmuur die het oostelijk deel van de stad aan de oost oever van de Linge omgaf. De muur is mogelijk in of direct na 1382 gebouwd en omstreeks 1580 gesloopt. Van het buitenste muurwerk ofwel de werkelijke stadsmuur is waarschijnlijk niets gevonden. Het fragment met spaarbogen is mogelijk een deel van de binnenste ondersteuning van de weergang. Een op deze plaats veronderstelde muurtoren is niet gevonden.
De opgegraven resten waren te beperkt om een waarheidsgetrouwe reconstructie mogelijk te maken, de resten boden evenmin veel houvast omtrent de bouwgeschiedenis van de muur. Men kan voorzichtig aannemen dat het toegepaste baksteenformaat uit het eind van de veertiende eeuw stamt. Het sloopmateriaal van de stadsmuur is in ieder geval niet gebruikt voor de bouw van het huis Van Paffenrode aan het einde van de 16de eeuw. Indien zich in de toekomst weer een kans voordoet om een deel van de stadsmuur op te graven moet dit niet nagelaten worden. De kwaliteit van de in de grond bewaarde resten aan de Keizerstraat was hoog en een uitgebreider onderzoek kan meer zekere informatie opleveren over de constructie van een bouwwerk dat de stad Gorinchem in zijn grootste bloeiperiode in de 14de en 15de eeuw zo’n bepalend aanzicht gaf.
Historie
Stadsrechten
Al voordat Gorinchem zich uiteindelijk stad mag noemen, een proces dat zijn bestek vindt in de loop van de veertiende eeuw en bekrachtigd wordt door de stadsrechten van Otto van Arkel uit 1382, is er waarschijnlijk al sprake van een verdedigingswerk rondom de nederzetting. Het begin van de constructie van stadsmuren en ‑verdediging wordt nog al eens gezien als een uitvloeisel van de gift van de officiële geschreven stadsrechten. Dat dit niet altijd het geval hoeft te zijn toont de ontwikkeling van de stadsverdedigingswerken van Gorinchem. De Heren van Arkel bezaten in de tweede helft van de dertiende eeuw met hun burcht in het Wijdschild een machtig verdedigingsmiddel. De handelsnederzetting Gorinchem op nauwelijks een kilometer afstand aan de mond van de Linge kreeg een verschansing. Stamkot meldt in zijn “Geschiedenis van de stad Gorinchem” dat de Korten- en Langendijk een deel van de oostelijke stadswal vormden die al in de 3e kwart van de 13e eeuw kan zijn aangelegd. Het is ook in deze tijd dat de grote bedijking van de Alblasserwaard gestalte krijgt. Het valt niet uit te sluiten dat de zuidoostelijke hoek van dit deel van de omringdijk, daar waar het oude Gorinchem lag door de bewoners gebruikt werd als begin van de aanleg van een omwalling. De Linge op de plaats van de huidige Lingehaven fungeerde aan de oostzijde als vestinggracht. Een dergelijke dubbele functie van de wallen tegen zowel het water als tegen een eventuele vijand, was overigens niet ongebruikelijk. Nog tot op de dag van vandaag overigens, fungeren de stadswallen van Gorinchem als waterkering.
Volgens Stamkot werd de westelijke wal ruim gelegd door mogelijk de bestaande percelering bij de aanleg aan te houden. De naam Revetsteeg wijst naar zijn mening op de stadsmuur en de verdwenen Belfortsteeg aan de Molenstraat zou op een muurtoren duiden. De Wolferense poort stond tot 1412 aan het eind van de Molenstraat. Wat we ons moeten voorstellen bij de oudste stadsverdediging is niet geheel duidelijk. Naar alle waarschijnlijkheid werd het oudste systeem van grachten en aarden wallen na verloop van tijd uitgebreid met houten poorten en een verbindende palissade. Aan het einde van de 14de eeuw verving men deze houten contracties door stenen muren en waltorens.
Gorinchem was geen uitzondering als plaats die al een soort omwalling ter verdediging aanlegde voor de stadsrechten verkregen waren. De burgerij in de opkomende steden in de late middeleeuwen en ook de plaatsen die aspiraties in die richting hadden probeerden na verloop van tijd een eigen economische en militair strategische koers te varen die zo min mogelijk door de adel bepaald werd. Een voorschot nemen op de eigen regulatie van de stadsbescherming hoorde daar ook bij.
Vooruitgeschoven verdedigingswerk
Maar mogelijk is Gorinchem juist omwald als gevolg van de nabijheid van de burcht van de heren van Arkel. Gorinchem was immers gevestigd aan de andere zijde van de Linge, aan de kant van Holland en vormde als het onverdedigd bleef, een probleem voor de weg over de Linge. Misschien wel vanzelfsprekend was de uitbreiding van de stad naar de oostelijke oever van de Lingemonding die plaats vond rond 1350. de Linge monding was nu goed beschermd en als dichtstbijzijnd bruggehoofd naar het westen diende de plaats waarschijnlijk als een vooruit geschoven verdedigingswerk van de burcht van de heren van Arkel.
Steenovens
In ieder geval zal vanaf 11 november 1382, het tijdstip dat Otto van Arkel Gorinchem stadsrechten verleende, met de ommuring van de stad een begin gemaakt zijn. In 1388 vindt een zeer grote stadsbrand plaats, om de stad weer op te bouwen richtten de twee Gorcummers Willem Pekeric en Jan Donkaart enige steenovens op bij de Linge. Men kan aannemen dat daar ook baksteen geproduceerd is voor de stadsmuur. Nadat in de Arkelse oorlogen de macht van de Arkels definitief gebroken was en Gorinchem overging in Hollandse handen, verschoof het machtscentrum van het Wijdschild naar de stad Gorinchem. De Hollandse graaf Willem VI nam bezit van de stad. Hij liet het slot aan het Wijdschild slopen en bouwde een kleiner kasteel in de stad. Van Goch vermoedde dat het bouwsel ergens op de kruising van de Revetsteeg (vroeger Krijtstraat) en de Molenstraat. Omstreeks 1460 liet Karel de Stoute, nog voor hij hertog van Bourgondië werd, een grote burcht bouwen, die de Blauwe Toren genoemd werd naar het grijsblauwe arduin dat klaarblijkelijk veelvuldig toegepast was in het bouwsel. Tot aan het einde van de zestiende eeuw bekleedde de voorname Blauwe toren een zeer belangrijke rol als belangrijkste bolwerk in de middeleeuwse ommuring van de stad.
In de 15de eeuw was de oostkant van de stadsmuur bijna de grens met het hertogdom Gelre met de Bourgondische Nederlanden. De gehele ommuring bestond uit een dikke eenvoudige bakstenen muur met een weergang en op regelmatige afstanden een halfronde toren die uitstak in of tegen de brede stadsgracht. De muur is weergegeven op een aantal afbeeldingen die alle voor 1580 ontstaan zijn. Zo is een aanzicht van de muur het best te zien op een anoniem schilderij uit 1568 in het Gorcums Museum waarop de oostzijde van de stad vanaf de Dalemse Dijk afgebeeld staat. Nog bestaande voorbeelden van dergelijke middeleeuwse ommuringen zijn tegenwoordig zeldzaam. De beste vergelijking is de stadsmuur van het plaatsje Elburg in Gelderland waar een laatmiddeleeuwse ommuring met muurtorens het stadje nog geheel omgeeft.
De eenvoudige middeleeuwse stadsmuur heeft Gorinchem van ca. 1382 tot ca. 1580 omgeven. Wat er in de tweehonderd jaar gebeurde dat de muur bescherming bood aan Gorinchem is niet goed bekend. Zo is onbekend hoe de bakstenen muur gebouwd was, of deze ooit vervangen was en ingrijpend was verbeterd. Evenmin is bekend waar de stadsgracht zich precies bevond en hoe breed deze was. Mogelijk kan archeologisch onderzoek op deze vragen een antwoord geven.
Foto’s
Publicaties
Floore, P.M. (1998) Archeologisch onderzoek van de laat-middeleeuwse stadsmuur aan de Keizerstraat te Gorinchem, Rotterdam. Flipbook | PDF (758 kB) |
|
Hoogendijk, T. (2018) Opgravingen naar de laatmiddeleeuwse stadsmuur, in: F. Cerutti, R. Mulder, B. Stamkot & A. de Vries (red.), Tien eeuwen Gorinchem. Geschiedenis van een Hollandse stad, Utrecht, p. 122-123. WorldCat |
|
Horsthuis, A. (1997) Wallen en poorten. Geschiedenis van de Gorinchemse vestingwerken, Gorcumse Monumentenreeks 5, Gorinchem. WorldCat | Flipbook | PDF (5 MB) |
Metadata
Archisnummer(s): | - |
Topografische Kaart: | 38D |
Coördinaten: | 126.55/427.10 (centrum) |
Toponiem: | Keizerstraat 6 |
Plaats: | Gorinchem |
Gemeente: | Gorinchem |
Provincie: | Zuid-Holland |
Type onderzoek: | Archeologische (nood) opgraving |
Uitvoerder: | P.M. Floore, Rotterdam |
Projectleider: | P.M. Floore, Rotterdam |
Opdrachtgever: | Gemeente Gorinchem |
Bevoegd gezag: | Gemeente Gorinchem |
Aanvang onderzoek: | 31 januari 1997 |
Vondsten & documentatie: | Gemeentelijk depot voor archeologie Gorinchem |
DANS: | - |