Wat voor een leek niet veel meer is dan een leuk putje met een trapje, is voor archeologen een wereldontdekking : een heuse mikwe in hartje Gorinchem

GORIN­CHEM – Vlak voor­dat het bodem­on­der­zoek werd beëin­digd, heeft de gemeen­te­lijke Werk­groep Arche­o­lo­gie op de loca­tie van de vroe­gere syna­goge aan de Kwe­kel­straat in Gorin­chem een joods ritu­eel bad (mikwe) gevon­den. De vondst is, vol­gens coör­di­na­tor Mar­tin Veen, niet alleen opmer­ke­lijk, maar tevens de kroon op het werk van de werk­groep, die na inten­sief onder­zoek een groot deel van het voor­ma­lige joodse kerk­ge­bouw heeft blootgelegd.

Mikwe synagoge Gorinchem

Mikwe syna­goge Gorinchem

De syna­goge was van 1841 tot 1958 in het cen­trum van de Gor­cumse bin­nen­stad geves­tigd en trots bezit van de joodse gemeen­schap (kille), die in Gorin­chem al in de veer­tiende eeuw actief was. De mikwe ziet er, ondanks de ver­nie­lin­gen in en de sloop van de syna­goge in de jaren vijf­tig nog vrij gaaf uit. De bad-kel­der gebouwd over­een­kom­stig nauw­ge­zette reli­gi­euze voor­schrif­ten, is een belang­rijk onder­deel van een syna­goge. Bij het huwe­lijk maakt de bruid er kort voor de huwe­lijks­dag gebruik van. De gehuwde vrouw is ver­plicht zich na elke men­stru­a­tie in het bad door mid­del van een onder­dom­pe­ling te reinigen.

De mikwe is gevon­den aan de ach­ter­zijde van de syna­goge gren­zend aan stads­schouw­burg De Nieuwe Doe­len . Daar heeft een gebouw­tje gestaan dat dienst deed als con­sis­to­rie. In 1902 werd de bad­plaats bui­ten gebruik gesteld en ver­van­gen door een nieuwe voor­zie­ning in een naast­ge­le­gen woon­huis. Dat pand, waarin des­tijds ook een school­tje was geves­tigd, bestaat nog wel, maar van een mikwe is er niets terug te vinden.

Veen, die de afge­lo­pen weken dage­lijks met vijf tot tien men­sen op de loca­tie aan het werk is geweest, is bij­zon­der inge­no­men met het resul­taat van die inspan­nin­gen. “We zijn fun­de­rin­gen tegen­ge­ko­men en een riool, dat ove­ri­gens vol zat met huis­vuil. De inhoud heb­ben we gezeefd en dat heeft veel scher­ven van tafel­ser­vies opge­le­verd.” Veen en zijn men­sen heb­ben zich ook een beeld kun­nen vor­men van de eet­ge­woon­ten van de vroe­gere gebrui­kers van het pand. “Er werd veel vis gege­ten, vooral grote rivier­vis zoals snoek, steur, etc We heb­ben dat kun­nen vast­stel­len door de grote kop­pen”. In de komende maan­den wor­den alle vond­sten nader onderzocht.

Wat er, met de nu aan­ge­trof­fen bad­kel­der gebeurt, weet Veen (nog) niet. “Natuur­lijk zul­len we alles in het werk stel­len om hem te behou­den. Samen met ING Vast­goed, de pro­ject­ont­wik­ke­laar die bin­nen afzien­bare tijd start met de bouw van win­kels, zoe­ken we naar een oplos­sing. Een moge­lijk­heid zou kun­nen zijn om de mikwe als monu­ment op te nemen in de nieuw­bouw. Als dat niet lukt is ver­plaat­sen naar elders een andere optie.”

Frits Stout
Dag­blad ‘De Dordtenaar’
25 febru­ari 2000

Reacties zijn gesloten.