Blijenhoek legt Gorcum bloot, sporen van huizen uit de 14e eeuw gevonden

GORIN­CHEM – Gorin­chem is niet ont­staan als kleine neder­zet­ting aan de oevers van de Linge aan de Mer­wede die ver­vol­gens steeds gro­ter is gegroeid, maar is gesticht en in rela­tief korte tijd uit­ge­bouwd tot een flinke han­dels­stad. Die con­clu­sie trek­ken arche­o­lo­gen voor­zich­tig na twee weken van opgra­vin­gen aan de Blij­en­hoek in de binnenstad.

Blijenhoek legt Gorcum bloot

Blij­en­hoek legt Gor­cum bloot

Op de opgra­vings-loca­tie, de groot­ste tot nu toe in Gorin­chem, zijn deze week de spo­ren (fun­da­men­ten van hui­zen, afval) gevon­den uit de 14e eeuw (1300−1400). Niet eer­der wer­den in de stad over­blijf­se­len van zulke oude hui­zen blootgelegd.

Deze wonin­gen, al gemaakt van bak­steen, zijn gebouwd op maag­de­lijke grond, waar nog niet eer­der iemand woonde”, zegt arche­o­loog Pie­ter Floore. “Dat duidt er op dat Gorin­chem niet orga­nisch steeds gro­ter is gegroeid, zoals een stad als Utrecht of Amster­dam, maar is gesticht. De heren van Arkel heb­ben hier in korte tijd een flinke stad uit­ge­legd. Noem het maar een soort “Almere aan de Merwede”.

Floore houdt nog wel een slag om de arm, omdat de opgra­ving maar één deel van de stad toont, maar omdat de Blij­en­hoek zo diep in het oude stads­hart ligt durft hij die con­clu­sie toch aan. “Dat wil niet zeg­gen dat er daar­voor al niet her en der wat huis­jes ston­den. Maar dat zijn er niet lang­zaam steeds meer geworden.”

Uit de opgra­vin­gen blijkt dat de eer­ste bewo­ners van wat nu de Blij­en­hoek is niet dicht op elkaar woon­den. “Het was wijts opge­zet. De men­sen had­den wat grond rond hun huis, met een kotje en wat vee. We heb­ben dan ook her en der rondom de hui­zen mest­kui­len gevon­den. Pas in de 15e en 16e eeuw zijn die open plek­ken in de stad volgebouwd.”

De hui­zen die in de 16e eeuw wer­den gebouwd waren gro­ter dan die uit eer­dere eeu­wen. In de 18e en 19e eeuw wer­den ze juist weer klei­ner. “Het land raakte eco­no­misch in ver­val en de ste­den ver­arm­den en ver­pau­per­den. Grote hui­zen wer­den toen opge­deeld in klei­nere stads­huis­jes. Die huis­jes zijn veelal pas deze eeuw als krot­ten gesloopt”, aldus Floore.

Beerputten

De arche­o­lo­gen von­den ook hon­der­den gebruiks­voor­wer­pen, veelal in beer­put­ten waarin de bewo­ners niet alleen hun behoefte, maar ook kapotte en ver­sle­ten spul­len depo­neer­den. De eer­ste con­clu­sies die ze uit de vond­sten trek­ken is dat de eer­ste bewo­ners vaak wel­ge­steld waren en dat Gorin­chem een func­tie had als handelsstad.

We vin­den veel Duits aar­de­werk, wat duidt op han­dels­ban­den met Duits­land, maar ook res­ten van car­di­um­schel­pen en zout­wa­ter­mos­se­len, die van de kust kwa­men. Ook waren som­mige daken bedekt met lei­steen, wat van ver moest wor­den aan­ge­voerd. Lei­steen was een luxe pro­duct. Dat bete­kent dat de men­sen niet arm waren”, aldus Floore. Zijn col­lega-arche­o­loog Mar­tin Veen : “we heb­ben in een beer­put uit de 16e eeuw onder andere een kokos­noot en Vene­ti­aans kris­tal gevon­den. Alleen voor­name men­sen met geld kon­den dat in die tijd kopen.”

De opgra­vin­gen aan de Blij­en­hoek duren nog tot en met dinsdag.

Jezus wordt voorgeleid aan de hogepriester, Mattheüs 26:27, fragment roundel 1550-1600.

Jezus wordt voor­ge­leid aan de hoge­pries­ter, Mat­theüs 26:27, frag­ment roun­del 1550 – 1600.

Archeologen lyrisch over stokoud ruitje

De arche­o­lo­gen die de afge­lo­pen twee weken wer­ken aan de Blij­en­hoek in de Gor­cumse bin­nen­stad opgra­vin­gen heb­ben ver­richt, zijn lyrisch over een eeu­wen­oud gebrand­schil­derd ruitje dat zij vorige week uit de grond heb­ben gehaald. De scher­ven vor­men een Bij­bels tafe­reel­tje, waarin Chris­tus wordt voor­ge­leid aan Pon­tius Pila­tus. Het ruitje werd gevon­den in een beer­put met mate­ri­aal uit de laat-16e eeuw, maar stamt zelf moge­lijk uit de 15e eeuw. “De kle­ding en de punt­schoe­nen zijn mid­del­eeuws”, zegt P. Floore van het Amster­damse Insti­tuut voor Pre- en Pro­to­his­to­ri­sche Arche­o­lo­gie. Hij spreekt van een unieke vondst, niet alleen voor Gorin­chem, maar ook voor Nederland.

Floore ver­moedt dat het mees­ter­werkje, dat een ‘zeer hoge kwa­li­teit’ heeft, deel heeft uit­ge­maakt van een gro­tere gebrand­schil­derde ruit in een kerk of een kloos­ter. “Dat het tus­sen laat-16e eeuws mate­ri­aal is gevon­den, duidt er op dat het is gesneu­veld tij­dens de Alte­ra­tie, de over­gang van katho­li­cisme naar pro­tes­tan­tisme. Het is moge­lijk dat iemand het uit een gesloopte kerk of kloos­ter heeft gered, maar later pro­tes­tants is gewor­den en het als­nog in de beer­put heeft gegooid.”

Een expert van het Rijks­mu­seum in Amster­dam zal bin­nen­kort pro­be­ren vast te stel­len wie de maker is van het ruitje en wan­neer het is ver­vaar­digd. Floore denkt dat het daarna aan het Gor­cums Museum zal wor­den aan­ge­bo­den voor de his­to­ri­sche collectie.

De Dord­te­naar
4 mei 1996
door Maar­ten Kuiper

Reacties zijn gesloten.