GORINCHEM – De botten die deze week worden opgegraven in de sleuf bij de Grote Toren in Gorinchem worden de komende maanden verder onderzocht. Een fysische antropoloog gaat proberen de leeftijd van de bij de kerk begraven personen te achterhalen. Ook kan nader onderzoek wellicht duidelijk maken of de desbetreffende persoon leed aan een bepaalde ziekte. Dat vervolgonderzoek gaat nog wel enkele maanden duren.
De opgravingen worden gedaan nadat begin dit jaar bij de aanleg van een leiding voor de blusinstallatie van de toren veel meer botresten werden ontdekt dan werd verwacht. Dat het gebied rond de kerk tussen de 13de eeuw en 1830 werd gebruikt als begraafplaats, was al wel bekend. De gevonden botten worden na de afronding van het vervolgonderzoek herbegraven op de Algemene Begraafplaats in Gorinchem. Als het gaat om hele of grote delen van eenzelfde skelet, krijgen die bij het herbegraven een individu-nummer. De gemeente Gorinchem heeft voor het archeologisch onderzoek een bedrag van 40.000 euro uitgetrokken. De opgraving moet deze week worden afgerond. Daarna wordt de leiding voor de blusinstallatie aangelegd en kan de sleuf weer bestraat worden.
Veel botten, maar weinig sieraden
Archeologen brengen deze week in kaart wat zoal wordt aangetroffen in de bodem rond de Gorcumse Grote Toren. Tot 1830 mochten daar mensen begraven worden. Er worden veel botten gevonden. De bijvangst in de vorm van scherven of sieraden is miniem. Archeoloog Sjeng Dautzenberg haalt na enig zorgvuldig graafwerk een schedel uit de modder. “Duidelijk een man. Dat zie je aan het robuuste hoofd. Type Jaap Stam, zeg maar. Als het wat minder duidelijk is, kun je het vaak aan de vorm van de botrand van de wenkbrauwen zien. Die lopen wat verder door richting neus. Bij mannen is dat robuuster, om de sterke nekspieren te dragen. Als bij de schedel ook een bijbehorend bekken wordt gevonden, heb je een zekerheid van 95 procent over het geslacht van het skelet. Want je hebt mannen met een vrouwelijk hoofd en andersom. Bij het bepalen van het geslacht heb je twaalf facetten waarop je een score kunt bepalen.” De desbetreffende schedel ligt naast nog een schedel. Volgens Dautzenberg is hier sprake van een soort knekelput. “Ik denk dat hier ooit is gegraven om bijvoorbeeld een boom te planten. Alle botten die ze toen tegenkwamen zijn kennelijk op een hoop gegooid. Zand erover en klaar.” Elders in de sleuf liggen de botten nog zo gerangschikt dat je er duidelijk een menselijk skelet in kunt ontdekken. De archeologen halen er mer handvegers en schrapertjes voorzichtig de modder vanaf. De resten die begin januari werden aangetroffen, zijn toen tijdelijk afgedekt, zodat stadsarcheoloog Eliza van Rooijen de tijd had een goed plan van aanpak te maken voor nader onderzoek. Van Rooijen : “We wisten dat het gebied rond de kerk als begraafplaats was gebruikt. Dat gebeurde overal. Men begon in de kerk, daarna erbuiten.
Sinds 1830 moet buiten de stadsgrenzen worden begraven.” De archeologen vinden bij hun opgravingen onder elk gevonden skelet weer nieuwe graven. Die worden ongemoeid gelaten. Van Rooijen : “We graven tot de diepte die nodig is om de blusleiding aan te leggen. Alles wat we in die laag vinden, brengen we in kaart. Soms zijn het vrijwel volledige skeletten, die nog liggen zoals ze er ooit zijn neergelegd. Netjes met de handen gevouwen op het bekken. Op andere plekken ligt alles compleet door elkaar, waarschijnlijk door eerdere vergravingen. Wat wel opvalt is dat alle lichamen in de oost-west richting liggen. Dat werd gedaan zodat bij het aanbreken van de jongste dag degenen die weer tot leven kwamen, met hun gezicht naar het oosten keken. De voeten liggen dus oost, de schedels west.” Het valt Van Rooijen op, dat zo weinig potscherven en sieraden worden gevonden. “Daar heb ik nog niet echt een verklaring voor. Kennelijk ging er weinig mee het graf in. We vinden nog wel houtresten van kisten. Die kunnen in het vervolgonderzoek worden gebruikt om te bepalen hoe oud een skelet is. Ook worden enkele botten gevonden van dierlijke skeletten. Maar die kunnen daar ook met grondwerk terecht zijn gekomen.” Van Rooijen verwacht dat het standaardrapport over de opgraving over ongeveer drie maanden kaar is.
Vrijwilligster vijf uur per dag op de knieën
Toos Busch van de Gorcumse Werkgroep Archeologie werkt deze week als vrijwilligster zo’n vijf uur per dag in de sleuf bij de Grote Toren. Onder supervisie van Hollandia Archeologen zoekt ze naar de restanten op de oude begraafplaats. “Het is heel leuk om te doen, zeker omdat het in je eigen stad is. Ik heb ook geholpen bij onderzoek in Dordrecht, op de plek waar het Gezondheidscentrum is gebouwd. Maar dat voelt toch anders, het staat verder van je af. Ik help hier met het opsporen van de botten en skeletten, maar ook met het opmeten van alles wat we vinden.”